Klassieke homeopathie

Het woord klassiek verwijst naar de manier waarop de grondlegger, Samuel Hahnemann (1755-1843), de homeopathische geneeswijze in de 18e eeuw heeft ontwikkeld en beschreven. De Griekse geleerde Hippocrates (470-377 voor Christus) ontdekte al dat de ziektetoestand van een mens genezen kan worden door middelen die op de ziekte gelijkende verschijnselen oproepen. Vele eeuwen later had de geleerde Paracelsus (1493-1541) dezelfde gedachte. Toen hij de giftige werking van arsenicum onderzocht, bleek dat hij ziekteverschijnselen die leken op de symptomen van een arsenicumvergiftiging kon genezen met een kleine dosis arsenicum.

Hahnemann leefde en werkte in een streek waar veel malaria voorkwam. Hij wist dat kinine malaria kon genezen. Dat leidde ertoe dat hij dit geneesmiddel testte op zichzelf. En daarmee ontdekte hij dat de inname van pure kinabast (de bron van kinine) bij een gezond mens de symptomen veroorzaakte die bij malaria horen: wisselkoortsen, zenuwpijnen. Op basis van zijn ervaringen concludeerde hij dat het middel dat de symptomen van een ziekte kan veroorzaken, deze ook kan genezen. Daarom kan het homeopathische middel China (gemaakt van de kinaboom) ingezet worden tegen de symptomen van malaria.

Hij noemde dit eerste en belangrijkste homeopathische principe het gelijksoortigheidsbeginsel: het gelijke kan met het gelijkende worden genezen (Latijn: similia similibus curentur). Dit vormt sindsdien de basis van alle klassiek homeopathische behandelingen. In de loop van de jaren ontdekte Hahnemann dat een middel werkzamer werd naarmate hij de stof verder verdunde en schudde. Dit noemde hij potentiëren, het tweede belangrijke homeopathische principe. Samuel Hahnemann werd gefascineerd door de levenskracht die een mens de bezieling en kracht geeft om te leven. Hij noemde deze de Dynamis. Het is dezelfde levensenergie die in andere culturen werd benoemd. Zo wordt deze in de Chinese cultuur bijvoorbeeld Qi genoemd.

De klassieke homeopathie houdt zich, in navolging van Hahnemann, bezig met het in balans brengen en houden van deze levenskracht. Alleen dan kan een mens in zijn totaliteit gezond zijn en is dan in staat adequaat te reageren op alles wat op zijn levenspad komt.